Bouw Woordenboek

Een dekplaat is een vlakke plaat van diverse materialen, zoals beton, steen of metaal, die wordt gebruikt voor het afdekken, beschermen of vormen van een constructie of onderdeel daarvan.

Een deksel is een afdekplaat of sluitstuk dat gebruikt wordt om een opening in bijvoorbeeld een put, koker of bak af te sluiten en te beschermen tegen invloeden van buitenaf.

Een deksloof is een horizontale balk of plaat die de bovenkant van een verticale wand afdekt, meestal toegepast bij grondkerende constructies zoals damwanden of beschoeiingen.

Een dekspaan is een handgereedschap dat voornamelijk door rietdekkers wordt gebruikt om rietlagen gelijkmatig aan te kloppen en in model te brengen.

Een deksteen is een afdekkend element dat op een muur, pilaster of schutkolkmuur wordt geplaatst ter bescherming tegen weersinvloeden en slijtage, en voor een esthetische afwerking.

Dekstenen zijn afdekelementen, doorgaans breder dan de onderliggende constructie, die worden toegepast op muren, borstweringen of pilasters om deze te beschermen tegen weersinvloeden en voor esthetische doeleinden.

Een dekstoel kan in de binnenvaart duiden op een steun- of scharnierpunt op het dek of een zitplaats voor personen op het dek.

Een dekvloer is een laag mortel die op een draagvloer of isolatielaag wordt aangebracht om een vlakke en egale ondergrond te creëren voor de uiteindelijke vloerafwerking of om zelf als eindvloer te dienen.

Dekzand is fijnkorrelig zand dat tijdens de laatste ijstijd, het Weichselien, door wind over grote delen van Nederland is afgezet.

Delaminatie is het losraken van lagen in samengestelde materialen of constructies, vaak als gevolg van verminderde hechting tussen deze lagen.

Delegeren is het overdragen van taken, activiteiten, middelen en vaak ook de verantwoordelijkheid aan een ander persoon of team, binnen of buiten de organisatie, waarbij de eindverantwoordelijkheid meestal behouden blijft door degene die delegeert.

De Delftse School is een traditionalistische bouwstijl uit de periode circa 1925-1955, gekenmerkt door soberheid, het gebruik van baksteen en traditionele vormen, ontstaan rond hoogleraar M.J. Granpré Molière.