Bouw Woordenboek

Een kantstrook is een strook die wordt toegepast aan de randen van een constructie, zoals een dekvloer of bestrating, met diverse functies zoals isolatie, het opvangen van werking of afbakening.

Kantwerk in de bouwkunde verwijst doorgaans naar het kanten of zetten van metalen platen om specifieke vormen te creëren, zoals profielen, bakgoten of dorpels.

De kap is de constructie die dient ter ondersteuning van hellende dakvlakken en bestaat uit het geheel van dragende bouwelementen.

Een kap- en verstekzaag is een elektrische zaagmachine met een cirkelvormig zaagblad, ontworpen voor het nauwkeurig inkorten van materialen (afkorten) en het zagen onder een bepaalde hoek (verstek zagen).

Een kapbalk is een horizontale balk in een kapconstructie die voornamelijk dient om trekkrachten op te nemen en het uitwijken van de spantbenen te voorkomen. Het kan ook fungeren als drager van de zoldervloer of gordingen.

Een kapberg is een vrijstaand agrarisch bouwwerk dat dient voor de opslag van hooi, stro of ongedorst graan.

Een kapconstructie is het dragende bouwelement van een dak.

Een kapel is bouwkundig gezien een kleine, vaak religieuze, ruimte of een onderdeel van een groter gebouw zoals een kerk of kasteel, bestemd voor gebed en bezinning of andere ceremoniële doeleinden.

Een kapgebinte, ook wel dakstoel genoemd, is de dragende houten balkconstructie die een schuin dak ondersteunt en zorgt voor de stabiliteit van het gebouw.

Een kapgebint, ook wel dakstoel of dakgebint genoemd, is de dragende balkenconstructie die een schuin dak ondersteunt.

Een kapgewelf is een type gewelf dat gerekend kan worden tot de tongewelven, waarbij evenwijdig aan elkaar geplaatste tongewelven van geringe breedte rusten op bogen die veelal een elliptische vorm hebben.

Een kaphamer, ook wel metselhamer, mortelhamer of straathamer genoemd, is een slagwerktuig met een stalen hamerkop en een steel, gebruikt voor het bewerken van steen en metselwerk.