Bouw Woordenboek

Pilasterbekleding is het decoratief afwerken van een pilaster, een rechthoekig of halfzuilvormig architectonisch element dat uit een muur springt en lijkt op een platte kolom.

Decoratieve elementen die worden toegepast op pilasters, dit zijn architectonische elementen die lijken op afgeplatte zuilen die uit een muur steken.

Pilasters zijn verticale, decoratieve elementen die lijken op zuilen maar plat of haaks tegen een muur zijn geplaatst. Ze dienen voornamelijk ter versiering en kunnen zowel dragend als niet-dragend zijn.

Pilotis zijn verticale dragende elementen, zoals kolommen of pijlers, die een gebouw boven het maaiveld verheffen.

Een pinakel is een spits toelopende, torenvormige bekroning die voornamelijk wordt toegepast in de gotische bouwkunst, onder meer boven en naast vensters en portalen, op steunberen, geveltoppen en borstweringen.

Pinakels, ook bekend als fialen of fioelen, zijn slanke, spits toelopende torenvormige bekroningen, kenmerkend voor de gotische architectuur.

Een pingo is een koepelvormige heuvel die voorkomt in permafrostgebieden, gevormd door de druk van bevriezend grondwater dat een laag bevroren grond omhoog duwt en een kern van ijs creëert.

Pinselen is het aanbrengen van verf of andere vloeibare materialen met een kwast of penseel op een oppervlak.

Een pintelscharnier is een type scharnier dat bestaat uit twee hoofdonderdelen: een scharnierpen (de 'pintel') en een deel met een scharniergat of oog waarin de pen past.

Pipe lining, ook bekend als Cured-in-Place Pipe (CIPP) of relining, is een sleufloze techniek om bestaande leidingen van binnenuit te repareren of renoveren.

Piping kan in de bouwkunde twee verschillende betekenissen hebben: het systeem van leidingen voor transport van vloeistoffen en gassen, of een fenomeen waarbij water onder een dijk doorstroomt en zand meeneemt.

PIR staat voor polyisocyanuraat, een hard kunststofschuim dat voornamelijk wordt gebruikt als thermisch isolatiemateriaal in de bouw.