Bouw Woordenboek

Een schoorsteenpijp is een buis of kanaal dat dient voor de afvoer van rook en verbrandingsgassen uit een verbrandingsinstallatie naar de buitenlucht.

Een schoorsteenplaat is een afdekplaat, meestal van beton of natuursteen, die boven op een schoorsteen wordt geplaatst om inwatering te voorkomen.

Een schoorsteenrooster is een rooster of gaas dat bovenop de schoorsteenuitmonding wordt geplaatst om te voorkomen dat vonken, vogels of ander vuil de schoorsteen binnendringen of de omgeving bereiken.

Een schoorsteenveer is een flexibel onderdeel, vaak van staal, dat gebruikt wordt bij het reinigen van rookkanalen.

De schoorsteenvoet is het onderste deel van een schoorsteen, vaak ter hoogte van de aansluiting op het dak of de fundering, en kan verschillende vormen en functies hebben afhankelijk van het type schoorsteen.

Schoorsteenwerking is een natuurkundig fenomeen waarbij lucht opstijgt in een verticaal kanaal, zoals een schoorsteen, als gevolg van dichtheidsverschillen, meestal veroorzaakt door temperatuurverschillen.

Een schoorstempel is een bouwkundige stempel die, vaak schuin geplaatst, wordt gebruikt om constructies te stabiliseren en horizontale en/of verticale krachten op te vangen.

Een schoorstut is een tijdelijke, schuin geplaatste steunconstructie die wordt gebruikt om muren, wanden of andere bouwdelen te ondersteunen.

De term 'schoorvorst' komt voor in lijsten met bouwtermen, maar specifieke bouwkundige definities of omschrijvingen zijn moeilijk te verifiëren op basis van de beschikbare, direct bruikbare externe bronnen.

In de bouwkunde kan 'schoot' verwijzen naar de afzaten van onderdorpels bij vensters.

Een schop, ook wel schep of bats genoemd, is een handgereedschap dat primair gebruikt wordt voor het scheppen en verplaatsen van los materiaal zoals zand, aarde, grind of graan.

Schoperen is het verwijderen van speciebestanddelen die niet chemisch gebonden zijn aan de oppervlakte van een metselsteen, veelal uit esthetische overwegingen.