Bouw Woordenboek

Een sloopmachine is een mechanisch werktuig dat specifiek is ontworpen voor het uitvoeren van sloopwerkzaamheden aan gebouwen en andere structuren.

Sloopwerk omvat het geheel of gedeeltelijk afbreken of uit elkaar nemen van een bouwwerk of constructie.

Een sloot is een lijnvormige, gegraven watergang die primair dient om overtollig lokaal water af te voeren.

Slopen is het geheel of gedeeltelijk afbreken of uit elkaar nemen van een bouwwerk.

Een slophopper is een sanitaire voorziening, vergelijkbaar met een toilet, die wordt gebruikt voor het hygiënisch afvoeren van vloeibaar afval en het legen van bijvoorbeeld bedpannen.

Een slot is een mechanisme, onderdeel van hang- en sluitwerk, dat dient om een object af te sluiten ter beveiliging tegen onbevoegde toegang of diefstal.

Een slotgracht is een brede, diepe gracht, gevuld met water of droog, die een kasteel, vesting of ander gebouw omringt en oorspronkelijk diende ter verdediging.

Een term die in de bouwkunde niet eenduidig gedefinieerd is en in bronnen vooral voorkomt in andere contexten dan als dragend funderingselement voor gebouwen.

Hang- en sluitwerk is een verzamelnaam voor alle producten die worden gebruikt om deuren en ramen af te hangen, vast te zetten, te openen, te sluiten en op slot te doen.

Een sluis is een waterbouwkundig kunstwerk in een waterkering dat water kan keren en, door middel van beweegbare afsluitmiddelen, schepen of water kan laten passeren tussen waterwegen met verschillende waterpeilen.

Een sluisbeer is een gemetselde dam in een vestinggracht die dient voor de scheiding of regulering van de waterstand en eventueel is voorzien van schietgaten.

Een sluisdeur is een beweegbare poort in een waterbouwkundige constructie, zoals een sluis, die dient om water tegen te houden en zo het niveauverschil aan beide zijden in stand te houden of te reguleren voor de scheepvaart.