IkbenBint.nl
Nieuw label voor duurzame woningen: Marketing of inhoud?
Nieuws

Nieuw label voor duurzame woningen: Marketing of inhoud?

De bouwsector wordt overspoeld met nieuwe 'groene labels' die de duurzaamheid van woningen moeten aantonen. Maar wat zeggen deze certificaten écht over de prestaties van een huis, en zijn ze meer dan enkel een marketinginstrument voor ontwikkelaars en vastgoedpartijen? Dit artikel ontleedt de technische, financiële en juridische realiteit achter de claims.

12 december 2025 5 min.

De stortvloed aan groene keurmerken

De vastgoedmarkt en de bouwsector omarmen steeds meer labels die de duurzaamheid van woningen moeten kwantificeren. Van verplichte energieprestatieberekeningen tot ambitieuze keurmerken: ze beloven inzicht, lagere energiekosten en een betere milieuvoetafdruk. De cruciale vraag blijft echter of deze labels de werkelijke, fysieke eigenschappen van een gebouw en de prestaties in de praktijk accuraat weergeven, of dat hun waarde vooral in de marketing en het voldoen aan minimale voorschriften schuilt.

De plichtmatige prestatiemaat: BENG en het energielabel

Sinds 1 januari 2021 moeten alle nieuwbouwprojecten in Nederland voldoen aan de eisen voor Bijna Energieneutrale Gebouwen (BENG). Deze BENG-eisen vloeien voort uit Europese richtlijnen en hebben de eerdere Energieprestatiecoëfficiënt (EPC) vervangen. Waar de EPC een dimensieloos getal was dat compensatie tussen maatregelen toeliet, wordt de energieprestatie onder BENG uitgedrukt in drie afzonderlijke indicatoren die alle drie afzonderlijk behaald moeten worden:

  1. De maximale energiebehoefte in kWh per m² gebruiksoppervlak per jaar (BENG 1), gericht op het beperken van de vraag door optimale isolatie, kierdichting en gebouwvorm.
  2. Het maximale primair fossiel energiegebruik in kWh per m² gebruiksoppervlak per jaar (BENG 2), dat rekening houdt met systeemverliezen en het rendement van installaties.
  3. Het minimale aandeel hernieuwbare energie in procenten (BENG 3), dat de mate van duurzame energieopwekking aangeeft.

Deze eisen zijn wettelijk verankerd in het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) en vormen een voorwaarde voor de omgevingsvergunning. Ze vereisen een energieprestatieberekening volgens de NTA 8800 norm, die een gedetailleerder en betrouwbaarder inzicht zou moeten geven in de energetische kenmerken van een woning. Daarnaast is een definitief energielabel, dat voortkomt uit deze berekening en een fysieke inspectie, verplicht bij de verkoop of verhuur van een woning. Dit label dient potentiële kopers en huurders te informeren over de energiezuinigheid.

Voorbij de minimumeis: keurmerken met ambitie

Naast de wettelijk verplichte BENG-eisen en het energielabel bestaan er vrijwillige duurzaamheidskeurmerken die een bredere kijk op duurzaamheid bieden. Twee prominente voorbeelden in Nederland zijn BREEAM-NL en GPR Gebouw.

BREEAM-NL, ontwikkeld door de Dutch Green Building Council, beoordeelt woningen op negen duurzaamheidscategorieën, waaronder management, gezondheid, energie, transport, water, materialen, afval, landgebruik en ecologie, en vervuiling. Het legt de lat hoger dan het Bouwbesluit en wordt vaak ingezet door projectontwikkelaars en vastgoedbeleggers om de duurzaamheidsprestaties van hun portefeuille aantoonbaar te maken. Een BREEAM-NL certificaat kan een woning aantrekkelijker maken voor investeerders en draagt bij aan een toekomstbestendige vastgoedwaarde.

GPR Gebouw is een digitaal instrument dat duurzaamheidsambities in kaart brengt aan de hand van vijf thema's: Energie, Milieu, Gezondheid, Gebruikerskwaliteit en Toekomstwaarde. Met rapportcijfers per thema maakt GPR Gebouw duurzaamheid meetbaar en bespreekbaar, zowel voor nieuwbouw als voor bestaande bouw en grootschalige renovatie. Dit instrument wordt vaak gebruikt in de visiefase van projecten om een ambitieniveau vast te stellen.

De kloof tussen tekening en thermostaat

Ondanks de gedetailleerde rekenmethoden en keurmerken, bestaat er een aanzienlijke 'performance gap' tussen de berekende energieprestatie in het ontwerpstadium en het daadwerkelijke energieverbruik in de praktijk. De EPC- en BENG-berekeningen gaan uit van gestandaardiseerde aannames over onder meer het buitenklimaat en gebruikersgedrag. De werkelijkheid wijkt daar vrijwel altijd van af. Een bewoner stookt anders, ventileert anders en gebruikt meer of minder apparatuur dan in het model is aangenomen. Deze verschillen leiden ertoe dat het genormeerde, berekende energiegebruik zelden overeenkomt met de afgelezen waarden op de energiemeter.

Een veelvoorkomend probleem in de praktijk is ook de kwaliteit van de uitvoering. Koudebruggen en onvoldoende luchtdichtheid, zelfs bij een theoretisch perfect ontwerp, kunnen leiden tot aanzienlijk meer energieverlies dan berekend. Projecten die op papier aan de strengste eisen voldoen, kunnen in de praktijk tegenvallen als de bouwfysische detaillering onvoldoende is gerealiseerd. Het optimaliseren van de energievraag door hoogwaardige isolatie en luchtdichting zou altijd prioriteit moeten krijgen boven het compenseren met duurzame energieopwekking, om onnodig hoge energiekosten voor de gebruiker te voorkomen.

De kosten en de echte waarde

Het verkrijgen van duurzaamheidslabels brengt kosten met zich mee, variërend van de relatief lage registratiekosten voor een standaard energielabel tot aanzienlijke bedragen voor uitgebreide BREEAM-NL certificeringen, die afhankelijk zijn van de omvang en complexiteit van een project. Deze kosten worden vaak doorberekend in de verkoopprijs van een woning of de huur. De vraag is of de consument hier daadwerkelijk de verwachte meerwaarde voor terugziet. Hoewel een duurzaamheidscertificaat kan leiden tot een hogere vastgoedwaarde en aantrekkelijker is voor investeerders, is het directe financiële voordeel voor de eindgebruiker, in termen van lagere operationele kosten, niet altijd even transparant of gegarandeerd door de performance gap.

Juridische ankers en misleidende claims

De juridische context van duurzaamheidslabels is tweeledig: enerzijds zijn er de dwingende eisen zoals BENG, die essentieel zijn voor het verkrijgen van een bouwvergunning en de oplevering van nieuwbouw. Anderzijds neemt de aandacht voor de betrouwbaarheid van duurzaamheidsclaims toe. Toezichthouders zoals de Autoriteit Consument en Markt (ACM) treden steeds vaker op tegen misleidende duurzaamheidsclaims, ook wel 'greenwashing' genoemd. Bedrijven die duurzaamheidsclaims maken, moeten deze wetenschappelijk kunnen onderbouwen en duidelijk maken op welk deel van het product of gebouw de claim betrekking heeft. Dit benadrukt de noodzaak voor een kritische blik op de inhoud achter de 'groene' verpakking.

Kritisch kijken, concreet kiezen

Duurzaamheidslabels en certificeringen zijn op zichzelf waardevolle instrumenten die de intentie tot duurzaam bouwen en beheren ondersteunen. Ze bieden een kader voor het meten en vergelijken van prestaties. Echter, de daadwerkelijke duurzaamheid van een woning wordt niet uitsluitend door een label bepaald. Het gaat om een samenspel van een doordacht ontwerp, een nauwgezette uitvoering en het bewuste gedrag van de gebruiker. Consumenten en bouwprofessionals doen er goed aan verder te kijken dan de marketing en kritisch te toetsen of de beloofde prestaties ook daadwerkelijk gerealiseerd en geborgd worden in de praktijk. Een label is een begin, geen eindpunt.

Gebruikte bronnen

  1. https://www.nibe-sustainability-experts.com/
  2. https://www.dgbc.nl/wat-wij-doen/breeam-nl/
  3. https://www.degroenejongens.nl/gpr-gebouw/
  4. https://lawandmore.nl/
Tags
Woningbouw Duurzaam bouwen Energieprestatie Energielabel
Meer over de bronnen die wij gebruiken
Degroenejongens Lawandmore Dgbc Nibe-sustainability-experts